Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat met het opzetten van een vergelijkingswebsite in 2011 redelijkerwijs te verwachten valt dat X met zijn activiteiten op enig tijdstip voordeel zal behalen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, verwerkt in de aangifte IB 2011 activiteiten die verband houden met het opzetten van een vergelijkingswebsite als ondernemingsactiviteit. De inspecteur corrigeert de aangifte omdat die activiteiten volgens hem geen bron van inkomen vormen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (1 november 2016, 15/01525, V-N Vandaag 2016/2548) bevestigt de uitspraak van Rechtbank Gelderland en is het met de inspecteur eens dat X niet aannemelijk maakt dat bij de start in 2011 redelijkerwijs te verwachten viel dat X met zijn activiteiten op enig tijdstip voordeel zou behalen. Daarvoor maakt hij zijn plannen en de feitelijk in 2011 en daarna verrichte werkzaamheden te weinig concreet. X doel is winst te gaan behalen met een website die de gebruiker ondersteunt bij het maken van een keuze voor een rechtsbijstandverlener. Die website is in 2016 nog niet ontwikkeld. Wel heeft X een website met vacatures in de horeca opgezet, maar niet duidelijk is welk verband die website heeft met de plannen van X voor de andere website. Bovendien heeft de vacaturewebsite nog nooit omzet opgeleverd. Het hof verklaart het beroep van X ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen