Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een investeringsgoed dat uitsluitend privé wordt gebruikt niet tot het bedrijfsvermogen kan worden gerekend. X is geen btw verschuldigd voor het privégebruik van de woning. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X verwerft in 2003 een onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een kantoor met een loods. Op verzoek van X wordt de levering belast met btw. Na de aankoop wordt een deel van het gebouw in gebruik genomen voor bedrijfsdoeleinden. Het andere deel wordt verbouwd tot woning. Naar aanleiding van een in 2013 uitgevoerd boekenonderzoek, legt de inspecteur btw-naheffingsaanslagen op aan X. Volgens de inspecteur is X namelijk btw verschuldigd in verband met het privégebruik van de woning. In hoger beroep stelt X dat het woongedeelte een aparte onroerende zaak is, waarvoor niet kon worden geopteerd voor belaste levering.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2018/31.1.4) oordeelt dat sprake is van twee aparte onroerende zaken. Het hof merkt hierbij onder andere op dat tussen het gedeelte dat nu als woning dient en het gedeelte dat als bedrijfsruimte wordt gebruikt, al sinds de oprichting een dikke betonnen muur staat. Vervolgens stelt het hof vast dat een investeringsgoed dat uitsluitend privé wordt gebruikt niet tot het bedrijfsvermogen kan worden gerekend, en dat het privégebruik van de woning dan ook niet gelijk kan worden gesteld met een dienst onder bezwarende titel. X is dan ook geen btw verschuldigd wegens het privégebruik van de woning. Het hof vernietigt de naheffingsaanslagen.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 31 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen