Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv de mate van btw-aftrek niet deels op basis van de pro rata-methode en deels op basis van werkelijk gebruik mag bepalen. Het ICT-platform heeft niet te gelden als een investeringsgoed.

X bv verzorgt kinderopvang. Binnen haar onderneming wordt gebruik gemaakt van een platvorm waarbij de ten behoeve van de kinderopvang op de markt aanwezige applicaties met elkaar worden gekoppeld en gesynchroniseerd. In haar btw-aangiften maakt X bv bij de becijfering van de aftrekbare voorbelasting van de algemene kosten onderscheid tussen de kosten van het platform en de resterende algemene kosten. Zij berekent de aftrekbare voorbelasting met betrekking tot de kosten van het platform aan de hand van het aantal aansluitingen op het platform (werkelijke gebruik). Voor de overige algemene kosten gaat X bv uit van de omzetverhouding. De inspecteur is van mening dat voor de aftrekbare voorbelasting van het geheel aan algemene kosten moet worden uitgegaan van de omzetverhoudingen.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv de mate van btw-aftrek niet deels op basis van de pro rata-methode en deels op basis van werkelijk gebruik mag bepalen. Volgens het hof mag X bv de voorbelasting met betrekking tot het ICT-platform niet afzonderlijk in aanmerking nemen, omdat het ICT-platform niet heeft te gelden als een investeringsgoed als bedoeld in art. 13 Uitv. besch. OB. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel? Kijk ook een video over dit onderwerp op TaxVisions.nl.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 13

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 11

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 31 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen