A-G Niessen gaat in zijn conclusie in op de criteria die gelden voor het moment van aftrek van specifieke zorgkosten die zijn betaald na overlijden. De A-G is van mening dat die kosten niet aftrekbaar zijn bij erflaatster, maar bij de erfgenamen.

Een erfgenaam verzorgt namens alle erfgenamen de aangifte inkomstenbelasting 2015 van erflaatster X. Tot het moment van overlijden van X zijn specifieke zorgkosten opgekomen die in beginsel in aftrek komen als persoonsgebonden aftrek. De zorgkosten zijn echter betaald na het overlijden van X. De vraag die voorligt is of de kosten drukken op X en zo ja, of het moment van aftrek zoals geregeld in art. 6.40 Wet IB 2001 de aftrek bij X onmogelijk maakt. Rechtbank en hof staan aftrek bij X toe omdat de kosten zijn opgekomen tijdens het leven van X.

A-G Niessen gaat in op bestaande jurisprudentie van de Hoge Raad en leidt daaruit af dat de aftrekpost niet geëffectueerd kan worden bij X, maar overgaat op de erfgenamen. Dit aftrekrecht wordt niet beperkt door art. 6.16 Wet IB. Bij de erfgenamen moet de drempel voor aftrek opnieuw worden toegepast op ieders aandeel. De A-G concludeert tot gegrondverklaring van het cassatieberoep van de staatssecretaris.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.40

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 31 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen