Hof Amsterdam oordeelt dat het dividend bij Z naar zijn aard aftrekbaar is en dat X bv op grond van art. 13 lid 17 VPB 1969 derhalve geen recht heeft op toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
X bv is gevestigd in Nederland en bezit een belang van 98,8% in Z. Z is gevestigd in Zuid-Korea en aldaar onderworpen aan de Koreaanse VPB. Z verhuurt in 2016 vastgoed in Zuid-Korea. In 2016 ontvangt X bv $ 1.690.655 dividend van Z. Op grond van de Koreaanse VPB mag Z het dividend ten laste brengen van haar fiscale resultaat, omdat Z kwalificeert als een Real Estate Investment Fund (REIF). X bv doet aangifte VPB 2016 zonder toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor het van Z ontvangen dividend. De inspecteur stelt de aanslag VPB 2016 vast overeenkomstig de aangifte. X bv gaat in bezwaar en vervolgens in beroep. In geschil is of X bv recht heeft op toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor het van Z ontvangen dividend.
Hof Amsterdam oordeelt dat het dividend bij Z naar zijn aard aftrekbaar is vanwege toepassing van het REIF-regime. Voorts oordeelt het hof dat toepassing van art. 13 lid 17 VPB 1969 niet is beperkt tot hybride financieringsvormen. Dit betekent dat X bv op grond van art. 13 lid 17 VPB 1969 geen recht heeft op toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
Lees ook het thema Deelnemingsvrijstelling: Onbelaste inkomsten uit dochtervennootschappen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 april