Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de LB-naheffingsaanslag niet terecht is omdat de Slowaken niet in (fictieve) dienstbetrekking tot X bv staan.

Belanghebbende, X bv, is onderdeel van het N-concern, wier activiteiten bestaan uit het buigen en vlechten van ijzer en de verwerking daarvan in bouwwerken in Nederland. X bv houdt zich in het bijzonder bezig met het aannemen van projecten, alsmede het inlenen of doorlenen van personeel. In 2005 maakt X bv gebruik van Slowaakse arbeidskrachten. Eén en ander geschiedt via P bv. 50% van de aandelen in deze bv is in handen van een Slowaakse partij, de andere 50% is in het handen van het N-concern. In geschil is of terecht een LB-naheffingsaanslag is opgelegd van € 638.401, alsmede een vergrijpboete van 50%. Rechtbank Gelderland vernietigt de boete. X bv gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de naheffing niet terecht is omdat de Slowaken niet in (fictieve) dienstbetrekking tot X bv staan. Zo kan P bv niet met X bv worden vereenzelvigd. Evenmin maakt de inspecteur aannemelijk dat sprake is van een schijnhandeling. P bv verricht namelijk zelfstandig en voor eigen rekening en risico diensten voor en ten behoeve van de eigen belangen van de Slowaken. De inspecteur maakt ook niet aannemelijk dat op het project een voorman van X bv aanwezig is om de Slowaken instructies te geven. Van belang is ook dat de Nederlandse ZZP-ers met een VAR winst uit onderneming voor een belangrijk deel dezelfde werkzaamheden als de Slowaken verrichten. Er ontbreekt niet alleen een gezagsverhouding, de Slowaken zijn jegens X bv ook niet verplicht om persoonlijk arbeid te verrichten. Het beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 2

Wet op de loonbelasting 1964 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 9 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen