Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de heer X ten tijde van het overlijden van zijn moeder gerechtigd was tot de waarde van de bloot eigendom van een evenredig deel van de waarde van het door haar bewoonde appartement.

Mevrouw C, erflaatster, overlijdt in 2010. De heer X, belanghebbende, is haar zoon en enig erfgenaam. Tot haar nalatenschap behoren diverse onroerende zaken. Eén appartement werd door C zelf bewoond. De overige onroerende zaken werden verhuurd. C was gehuwd met Y, die in 1983 is overleden. Een woonark is door Y gelegateerd aan X onder de last van een levenslang vruchtgebruik voor C. In 1999 kocht C een appartement. Enkele maanden later verkocht C de ark voor € 163.361. In de aangifte erfbelasting is rekening gehouden met een schuld van € 298.293 aan X, zijnde de hoofdsom van € 163.361 en rente van € 134.932 vanwege de verkoop van de ark. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de oprenting terecht door de inspecteur buiten beschouwing is gelaten, omdat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van zaaksvervanging. X maakt ook niet aannemelijk dat door de verkoop van de ark een vordering op C is ontstaan. Voor de verhuurde onroerende zaken claimt X vergeefs de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat X ten tijde van het overlijden van C gerechtigd was tot de waarde van de bloot eigendom van een evenredig deel van de waarde van het appartement (zie HR 5 oktober 2007, nr. C06/012HR, NJ 2008/296). Het was namelijk de bedoeling van Y om C het levenslange vruchtgebruik te geven van de ark en bij vervanging daarvan, van wat daarvoor in de plaats zou komen. Het appartement is deels gefinancierd met vermogen waarvan X bloot eigenaar was. Over dat deel van de waarde hoeft X dus geen erfbelasting te betalen. Voor de erfbelasting wordt vanaf 1 januari 2010 voor verhuurde woningen aangesloten bij de WOZ-waarde en de leegwaarderatio. Deze wijze van waarderen komt overeen met die van box 3 voor de Wet IB 2001. X maakt voor twee woningen aannemelijk dat de waarde in het economisch verkeer op de waardepeildatum meer dan 10% afwijkt van de WOZ-waarde, zodat deze lagere waarde heeft te gelden. Het beroep van X is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 9 december

41

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen