X bv beheert een recreatieterrein met vakantiebungalows en een gedeelte dat geschikt is voor mobiele kampeeronderkomens. In haar aangifte toeristenbelasting voor de jaren 2009 en 2010 maakt X bv deels gebruik van de mogelijkheid die de verordening toeristenbelasting biedt om het aantal overnachtingen op forfaitaire wijze vast te stellen. In geschil is of de heffingsambtenaar van de gemeente terecht navorderingsaanslagen toeristenbelasting aan X bv heeft opgelegd over deze jaren.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug geen toeristenbelasting van X bv kon navorderen. De heffingsambtenaar heeft ter zitting erkend dat X bv in haar aangifte een pleitbaar standpunt heeft ingenomen, dat er van kwade trouw geen sprake is en ten slotte dat er een nieuw feit als bedoeld in art. 16 lid 1 AWR ontbreekt. Het standpunt van de heffingsambtenaar dat desondanks navordering kan plaatsvinden met toepassing van art. 16 lid 2 onderdeel c AWR wordt door het hof verworpen. Indien een belastingplichtige in de aangifte een pleitbaar standpunt inneemt en de aanslag conform het in deze aangifte ingenomen pleitbare standpunt wordt opgelegd, biedt art. 16 lid 2 onderdeel c AWR, ook naar de duidelijke bedoeling van de wetgever, namelijk niet de mogelijkheid tot navordering (Kamerstukken II 2009-2010, 32 129, nr. 8, blz. 50).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-2-c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 april