X neemt ouderschapsverlof op kort nadat hij een beter betaalde functie heeft gekregen. Zijn terugval in loon is daardoor kleiner en ook het bedrag aan ouderschapverlofkorting. X beroept zich tevergeefs op het gelijkheidsbeginsel. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de wetgever ter wille van de uitvoerbaarheid een algemene maatstaf heeft geformuleerd. 

Belanghebbende, X, en zijn fiscale partner hebben drie kinderen. Eind 2007 krijgt X een beter betaalde functie. In 2008 neemt hij onbetaald ouderschapsverlof op. In de aangifte IB 2008 claimt X € 1.606 ouderschapsverlofkorting maar bij de aanslagregeling verleent de inspecteur hem € 1.001 aan ouderschapsverlofkorting. Partijen zijn het erover eens dat naar de letter van de wet X recht heeft op het door de inspecteur berekende bedrag. De korting bedraagt volgens de wet niet meer dan het in het voorgaande jaar (2007) genoten belastbare loon verminderd met de in het kalenderjaar (2008) genoten loon. X gaat echter in beroep en stelt dat hij recht heeft op de volledige korting, omdat hij voor 2008 niet de mogelijkheid heeft gehad om voldoende inkomensvoorziening op te bouwen. X vergelijkt zich daartoe met een fictieve collega die niet van functie is veranderd en wel recht zou hebben gehad op de volledige korting.

Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X ongegrond. De rechtbank verwerpt het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. Om redenen van uitvoerbaarheid heeft de wetgever ervoor gekozen het belastbare jaarloon (over 2007) als maatstaf te nemen zonder daarbij rekening te houden met bijzondere aspecten als bijvoorbeeld loonstijgingen. Deze maatstaf leidt er voor X toe, - omdat hij in 2008 een hoger inkomen is gaan genieten - dat hij niet (ten volle) profiteert van de door de wetgever beoogde ouderschapsverlofkorting. Volgens de rechtbank eisen de artikelen 14 EVRM en 26 IVBPR echter niet het treffen van zo uitgewerkte regelingen dat elke ongelijkheid in elke denkbare situatie wordt vermeden. Met de hier aan de orde zijnde regeling heeft de wetgever de grenzen van de hem op fiscaal gebied toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden, aldus de rechtbank.  

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26

Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [Vertaling] 14

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44c

Wet inkomstenbelasting 2001 8.14b

Wet op de loonbelasting 1964 19b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 5 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen