Er is geen sprake van tegenstrijdigheid tussen het Burgerlijk Wetboek (BW) en de inkomstenbelastingwetgeving nu gehuwden op grond van de Wet IB 2001 slechts één woning mogen aanmerken als eigen woning, maar zij voor het BW geen samenwoonverplichting hebben. Dat schrijft minister Hoekstra van Financiën aan de Tweede Kamer.

De minister reageert hiermee op een verzoekschrift van de heer M. aan de vaste commissie voor Financiën. De heer M. en mevrouw K. zijn op huwelijkse voorwaarden gehuwd, maar wonen niet samen. Zij bezitten beide als enig eigenaar een woning, waarin zij afzonderlijk van elkaar wonen. Ze leven niet duurzaam gescheiden. Civielrechtelijk hebben zij ieder een woning, maar voor de inkomstenbelastingwetgeving kunnen zij samen maar één eigen woning hebben en dienen zij de keus te maken welke woning zij als eigen woning aanmerken. Dit is geen tegenstijdigheid. Doel en strekking van fiscale wetgeving is doorgaans een geheel andere dan die van civielrechtelijke wetgeving.

De minister wijst er nog op dat een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule zou zijn afgewezen. De wetgever heeft onderhavige situatie namelijk onderkend door ook echtgenoten die op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd aan te merken als fiscale partners door geen aanvullende materiële voorwaarden te stellen voor het fiscaal partnerschap.

Lees ook het thema de Eigenwoningregeling.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 7 februari

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen