Hof 's-Hertogenbosch kent aan de landbouwgronden van erflater en de landbouwgronden van de 100% dochter van de bv van erflater een meerwaarde toe omdat op de sterfdatum sprake is van projectontwikkeling. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
De vader van belanghebbende, X, overlijdt in 2010. X en zijn broer zijn enig erfgenamen, elk voor een gelijk deel. De nalatenschap bestaat vooral uit aandelen in een holding, een eigen woning, percelen landbouwgrond en bankrekeningen. De holding bezit onder andere 100% van de aandelen in een bv waarin een recreatiepark wordt geëxploiteerd. De inspecteur berekent de aanslag erfbelasting (na bezwaar) naar een verkrijging van € 8.181.797 en past op € 6.088.182 de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (hierna: BOF) toe. In hoger beroep is de waarde van de landbouwgronden en de aandelen in de holding in geschil.
Volgens Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2019/49.1.5) maakt de inspecteur aannemelijk dat aan de landbouwgronden een meerwaarde kan worden toegekend ten opzichte van de waarde als landbouwgrond. Op de sterfdatum is er sprake van projectontwikkeling en daarmee van een verwachtingswaarde. Het hof stelt de waarde van de aandelen in de holding in goede justitie vast, omdat geen van de partijen de door hen bepleite waarde aannemelijk maakt. De belaste verkrijging wordt vastgesteld op € 7.317.085 en de BOF op € 5.210.751. Zowel het hoger beroep van X als het incidentele hoger beroep van de inspecteur is gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 februari
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief