X, een stichting, is gebruiker van een verpleeghuis dat beschikt over ongeveer 152 plaatsen voor huisvesting en behandeling, namelijk 88 plaatsen voor psychogeriatrische zorg en 64 plaatsen voor somatische zorg. Daarnaast heeft het huis 22 plaatsen voor psychogeriatrische dagbehandeling. Degenen die de rest van hun leven in het verpleeghuis blijven, ontvangen de nodige hulp en verzorging en zijn niet in staat om zelfstandig te wonen. De kamers die niet afsluitbaar zijn, bevatten 6, 4 of 2 bedden. De keuken, het toilet en de badkamer zijn gemeenschappelijk. In het verpleeghuis zijn voor de tijdbesteding overdag dagverblijfsruimten aanwezig. In geschil is of in het verpleeghuis gedeelten zijn aan te wijzen die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel die in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden en daardoor vrijgesteld zijn van gebruikersbelasting OZB. In de bezwaarfase heeft de heffingsambtenaar – naar eigen zeggen achteraf ten onrechte – het zusterhuis aangemerkt als woondeel. X stelt dat tevens de kamers, de dagverblijfruimten, de keukens, de badkamers en de daarbij horende verkeersruimten woondelen zijn.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat in het verpleeghuis geen gedeelten zijn aan te wijzen die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel die in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Wil een ruimte in hoofdzaak een woonfunctie hebben, zo overweegt het hof, dan is van essentieel belang dan men in die ruimte als individu (of in eigen gezinsverband) in zekere mate vrijelijk kan verblijven, dat wil zeggen dat in de ruimte enige privacy wordt geboden. Daarnaast dient men in dat kader in zekere mate over de eigen tijd te kunnen beschikken en over de ruimte waarin men die tijd doorbrengt. Het hof oordeelt vervolgens dat van een vrijelijk verblijf als hiervoor uitgelegd geen sprake is in het verpleeghuis van X. De patiënten worden 's ochtends zoveel mogelijk naar de dagverblijfsruimte gebracht om daar de rest van de dag te blijven. Vrije besteding van de eigen tijd lijkt niet aan de orde; de patiënten zijn onderworpen aan het verpleegritme. Vrije beschikking over de ruimte waarin men zijn tijd doorbrengt doet zich evenmin voor. De patiënten worden na de nachtrust door het personeel naar de dagverblijfsruimte gebracht om daar verder de dag door te brengen. Verder hebben de patiënten niet de vrije beschikking over de ruimten waarin ze verblijven. De kamers en de dagverblijfsruimten zijn niet afsluitbaar en de inrichting wordt grotendeels verzorgd en bepaald door X. Ten overvloede overweegt het hof ten slotte dat ook het zusterhuis – dat werd gebruikt als opslag – niet is aan te merken als woondeel. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de beslissing van de rechtbank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Gravenhage
Editie: 9 september