Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de gemeente de zienswijze ten onrechte heeft opgevat als een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan.

X, is eigenaar en bewoner van een chalet. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming ‘bedrijf’ en de dubbelbestemming ‘waarde-archeologie’. In dit bestemmingsplan is een persoonlijk gebruiksovergangsrecht opgenomen voor het gebruik van het chalet. Op 23 oktober 2017 heeft X een verzoek aan de gemeenteraad gedaan, om alsnog te voorzien in een voor X toereikend overgangsrecht door het aanpassen van de planregel waarmee het persoonsgebonden overgangsrecht is geregeld. X heeft op 21 december 2017 per brief een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied 2017. Vervolgens is er een legesaanslag aan X opgelegd. In geschil is of deze aanslag terecht is opgelegd.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de gemeente de zienswijze ten onrechte heeft opgevat als een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan. Het vaststellen van een bestemmingsplan zoals bedoeld in art. 3.1 van de Wro wordt ten uitvoer gebracht met het oog op de publieke taakuitoefening van de gemeente en houdt geen rechtstreeks en in overheersende mate verband met de dienstverlening ten dienste van een individualiseerbaar belang. Dit betekent dat voor het indienen van een zienswijze als hiervoor bedoeld geen leges zijn verschuldigd. Het beroep van X is dan ook gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 23 oktober

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen