Na informeel contact van X met de gemeente besluit de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van X’ woning ambtshalve te verlagen. Later maakt X via een gemachtigde formeel bezwaar, zonder dat dit leidt tot verdere verlaging van de WOZ-waarde. In geschil is of X voor die bezwaarfase recht heeft op een bezwaarkostenvergoeding. X stelt dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was tot ambtshalve vermindering, omdat niet aan de formele vereisten was voldaan en de heffingsambtenaar dus alleen naar aanleiding van het bezwaar de waarde mocht verlagen.
De Hoge Raad oordeelt dat gemeenten bevoegd zijn om naar aanleiding van informeel contact de WOZ-waarde ambtshalve te verlagen. De bevoegdheid tot het geven van WOZ-beschikkingen impliceert ook de bevoegdheid om bij gebleken onjuistheid een WOZ-beschikking ambtshalve te herzien. Die bevoegdheid bestaat ook als de waardeverandering minder is dan de formele grenzen die in art. 2 Uitv. besl. Wet WOZ worden gesteld voor ambtshalve vermindering (20% met een minimum van € 5000). Voor de beoordeling of X voor de latere formele bezwaarprocedure recht heeft op een bezwaarkostenvergoeding moet worden uitgegaan van de WOZ-beschikking zoals die na de toezegging over de ambtshalve vermindering is komen de luiden. Dit betekent dat, nu de bezwaarfase niet heeft geleid tot een verdere verlaging van de waarde, X geen recht heeft op zo’n bezwaarkostenvergoeding. Het hof heeft voor de fase van hoger beroep wel een proceskostenvergoeding toegekend met toepassing van een wegingsfactor van 0,25. De klacht van X over de hoogte van die wegingsfactor faalt. De motivering die het hof voor die lage wegingsfactor heeft gegeven in cassatieproof.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Wet waardering onroerende zaken 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 10 juli