De Minister van Veiligheid en Justitie schetst in een brief aan de Eerste Kamer de fiscale gevolgen van het initiatiefwetsvoorstel ter beperking van de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen (33987). Hij gaat met name in op de terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling).De tbs-regeling is niet van toepassing bij terbeschikkingstelling aan de onderneming die door één van de echtgenoten wordt gedreven en sprake is van een algehele gemeenschap van goederen. Als bij een man-vrouwfirma het vermogensbestanddeel niet tot een beperkte of algehele huwelijksgemeenschap behoort, is de tbs-regeling van toepassing voor zover het aandeel van de belastingplichtige in het pand ter beschikking wordt gesteld aan de onderneming van zijn echtgenoot. Als het pand wel tot de huwelijksgemeenschap behoort, is van belang welke echtgenoot het bestuur over het pand heeft. Voor deze situatie geldt de goedkeuring dat de tbs-regeling niet van toepassing is als het vermogensbestanddeel ter beschikking wordt gesteld aan een samenwerkingsverband waarvan ten minste één van beide echtgenoten deel uitmaakt (V-N 2014/15.13). Indien het vermogensbestanddeel tot de beperkte gemeenschap van goederen behoort, blijft de in het besluit opgenomen goedkeuring van toepassing. Met betrekking tot art. 3.92 lid 4 Wet IB 2001 merkt de minister op dat dit artikel in zijn huidige vorm gehandhaafd kan blijven. Ook na de inwerkingtreding van het initiatiefwetsvoorstel blijven alle mogelijkheden bestaan die er nu - op grond van het huwelijksvermogensrecht - zijn om de huwelijksgoederengemeenschap (nader) te regelen. De fiscale aspecten zijn dan ook niet wezenlijk anders, maar blijven afhankelijk van de door de (aanstaande) echtgenoten gemaakte keuzes. Indien echtgenoten zelf kiezen voor een ander stelsel dan het nieuwe wettelijke basisstelsel, zullen zij de daaraan verbonden fiscale aspecten goed moeten afwegen.
Lees ook het thema De terbeschikkingstellingregelingen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Civiel recht algemeen
Regelgevende instantie: Ministerie van Veiligheid en Justitie
Editie: 14 november