Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de grond van het buitenzwembad moet worden aangemerkt als bebouwde grond.

Belanghebbende, X bv, is gebruiker van een zwembad annex fitnessruimte waarvan de WOZ-waarde 2017 is vastgesteld op € 3.440.000. X bv bepleit een waarde van € 2.580.000. Zij stelt dat de gemeente de oppervlakte van het buitenzwembad ten onrechte heeft gewaardeerd als bebouwde grond in plaats van als onbebouwde grond (hetgeen zou leiden tot een lagere waarde).

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de grond van het buitenzwembad moet worden aangemerkt als bebouwde grond. Van onbebouwde grond kan immers slechts gesproken worden indien die grond niet met gebouwen en/of bouwwerken is bezet. De rechtbank is van oordeel dat in dit concrete geval het zwembad moet worden aangemerkt als een bouwwerk. Nu evident is dat dit bouwwerk is opgericht op gronden die behoren tot het afgebakende WOZ-object, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat sprake is van bebouwde grond. Op basis van de gemeentelijke uitgifteprijs heeft de heffingsambtenaar de grond terecht gewaardeerd op € 8,26 per m². Een waardering op de agrarische waarde is niet aan de orde. Het gebruik van roestvrijstalen materialen is geen reden voor een (extra) functionele afschrijving. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 14 juni

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen