Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de eigenaar van de grond onder hoogspanningsmasten niet aangemerkt kan worden als genothebbende van deze masten als bedoeld in art. 220a, aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet.

Belanghebbende, X, is eigenaresse van een stuk grond in de gemeente Smallingerland met daarop hoogspanningsmasten. In geschil zijn de WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB die aan X zijn opgelegd.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de eigenaar van de grond onder hoogspanningsmasten niet aangemerkt kan worden als genothebbende van deze masten als bedoeld in art. 220a, aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet. De rechtbank stelt voorop dat X als eigenaresse van de grond op grond van art. 5:20 BW ook de eigendom van de hoogspanningsmasten toekomt. Ter zitting is vast komen te staan dat de grond waarop de hoogspanningsmasten zijn geplaatst, een oppervlakte van 30 m² per mast omvat. De rechtbank is van oordeel dat X door een recht dat ten behoeve van X nv is gevestigd niet kwalificeert als genothebbende ten aanzien van de gedeelten van het kadastrale perceel waarop de hoogspanningsmasten zijn geplaatst. Het recht betreft een zakelijk recht als bedoeld in art. 5 lid 3 onderdeel b van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Door de aard van het gevestigde recht is X volgens de rechtbank dusdanig beperkt in het gebruik van de grond, dat niet meer van genot kan worden gesproken. Dit betekent dat X evenmin belanghebbende is in de zin van art. 24 Wet WOZ. De WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB ter zake van de hoogspanningsmasten zijn dan ook ten onrechte aan haar opgelegd en dienen te worden vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 6 oktober

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen