In 2020 is X als werknemer werkzaam voor verschillende bedrijven. De aanslag IB/PVV 2020 is conform haar ingediende aangifte opgelegd. In bezwaar stelt X dat zij op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur recht heeft op verschillende ondernemersfaciliteiten. Het handhavingsmoratorium moet volgens X ertoe leiden dat alle werknemers recht hebben op ondernemersfaciliteiten. Anders zou door de handhavingspauze het gelijkheidsbeginsel worden geschonden vanwege begunstigend beleid voor de groep schijn-ondernemers die in werkelijkheid werknemers zijn.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X ten onrechte aanspraak maakt op de ondernemersfaciliteiten. In de praktijk staat de handhaving van de inkomstenbelasting los van handhaving in de loonbelasting. De handhaving in de inkomstenbelasting valt dus niet onder het handhavingsmoratorium, maar vindt gewoon plaats. Het is dan ook niet aannemelijk dat het handhavingsmoratorium in het opzicht van de ondernemersfaciliteiten een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling oplevert tussen werknemers die door hun werkgever als werknemer worden gekwalificeerd en werknemers die ten onrechte niet als werknemer worden gekwalificeerd.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 17 februari