Hof Amsterdam oordeelt dat de heffing van overdrachtsbelasting niet in strijd is met art. 17 Handvest EU. Volgens het hof valt de heffing van overdrachtsbelasting namelijk niet binnen de werkingssfeer van het Handvest EU. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X verkrijgt op 17 maart 2011 de eigendom van een woning met garage. Ter zake van de aankoop is € 23.700 aan overdrachtsbelasting verschuldigd. X is van mening dat de heffing van overdrachtsbelasting in strijd is met art. 17 Handvest van de Grondrechten van de EU.

Hof Amsterdam (MK I, 2 juli 2015, 14/00087, V-N Vandaag 2015/1770) oordeelt dat de heffing van overdrachtsbelasting niet in strijd is met art. 17 Handvest EU. Het hof overweegt hierbij dat de heffing van overdrachtsbelasting geen uitvoering van het EU-recht vormt, en dat het dus niet binnen de werkingssfeer van het Handvest EU valt. Het Handvest EU is in casu dan niet van toepassing. Ook is de (beperkte) terugwerkende kracht van de tariefvermindering van de overdrachtsbelasting volgens het hof niet in strijd met het discriminatieverbod van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR. De wetgever is volgens het hof, bij het bepalen van het overgangstijdstip voor de tariefswijziging, namelijk gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 1

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen