Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X achteraf gezien door de achterwaartse verliesverrekening bij Y niet aan de wettelijke voorwaarden van de gecombineerde heffingskorting voldoet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

X is in 2009 fiscaal partner van Y en heeft in dat jaar zelf geen inkomen. De inspecteur legt in 2012 een definitieve aanslag IB/PVV op aan X en kent hem daarbij op grond van art. 8.9 Wet IB 2001 een gecombineerde heffingskorting toe. In 2012 heeft Y, destijds de fiscale partner van X, een negatief inkomen. De inspecteur verrekent in 2016 dit negatieve inkomen met het positieve inkomen van Y over 2009 en vermindert zijn aanslag IB/PVV 2009. Door deze verrekening is het saldo van de gecombineerde inkomensheffing en gecombineerde heffingskorting van Y over 2009 nihil. Aansluitend legt de inspecteur aan X een navorderingsaanslag IB/PVV 2009 op voor de aan hem verleende heffingskorting. X bestrijdt deze navorderingsaanslag.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/22.5) oordeelt dat X achteraf gezien door de achterwaartse verliesverrekening bij Y niet aan de wettelijke voorwaarden van de gecombineerde heffingskorting voldoet. Voor dit soort situaties geldt een verlengde navorderingstermijn die de inspecteur in acht heeft genomen. Ook een beroep op het EVRM mag X niet baten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 8.9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 januari

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen