X woont in 2017 in de VS. Hij ontvangt dat jaar vanuit Nederland een AOW-uitkering en een ABP-Pensioen. X werkte zijn gehele actieve loopbaan in overheidsdienst en is in 1988 ontslagen. In het kader daarvan is hem wachtgeld over de periode 1 april 1988 tot 9 augustus 1999 toegekend en een 'uitgesteld pensioen' over de periode 9 augustus 1999 tot 1 februari 2012. X komt in beroep tegen de definitieve aanslag IB/PVV 2017. Volgens X dient het ABP-pensioen voor zover dat is opgebouwd in de periode waarin hij 'uitgesteld pensioen' ontving als privaatrechtelijk pensioen te worden gekwalificeerd. Het heffingsrecht daarover komt dan aan de VS toe.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat voor het onderscheid tussen overheidspensioenen en particulieren pensioenen van belang is bij wie het pensioen wordt opgebouwd en daarmee door wie de premies voor dat pensioen zijn afgedragen. Minder van belang daarbij is door wie het pensioen daadwerkelijk wordt uitbetaald. Vaststaat dat het 'uitgesteld pensioen' is toegekend als gevolg van het ontslag uit een publiekrechtelijke aanstelling en dat het een publiekrechtelijk karakter heeft. Dat het 'uitgesteld pensioen' werd betaald door de privaatrechtelijke instelling Stichting Pensioenfonds ABP maakt dit niet anders. Het heffingsrecht komt aan Nederland toe. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 januari