Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is kunstenares X in dienstbetrekking werkzaam bij de onderwijsinstelling waar zij tekenles geeft en is de VAR-WUO ten onrechte afgegeven.

X is kunstenares en exploiteert samen met haar echtgenoot, in firmaverband, een kunstatelier. Naast de verkoop van zelf geproduceerde kunstwerken geeft X vanuit haar atelier schilder-, teken- en fotografielessen aan cursisten. Daarnaast geeft X 6 uren per week tekenles aan examenkandidaten van een erkende (particuliere) onderwijsinstelling dat VMBO-, HAVO- en VWO-onderwijs verzorgt. Voor deze laatste werkzaamheden ontvangt X een vaste vergoeding per uur en zij stuurt hiervoor facturen aan het college. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat ten onrechte een VAR-WUO aan X is afgegeven over de jaren 2013 en 2014. Volgens de inspecteur zijn de activiteiten voor de onderwijsinstelling in dienstbetrekking verricht. Bij beschikkingen van 26 november 2013 worden de eerder afgegeven beschikkingen herzien in beschikkingen VAR-RUOW. X komt in beroep. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van mening dat X, anders dan zij zelf heeft betoogd, in dienstbetrekking werkzaam is bij de onderwijsinstelling. Er is voldaan aan de eisen van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Deze werkzaamheden kunnen dan voor de VAR-aanvraag los worden gezien van de overige onderwijsactiviteiten die X in de jaren 2013 en 2014 heeft ontplooid. Volgens de rechtbank had de inspecteur de herzieningsbeschikking moeten wijzigen in een VAR-Loon in plaats van een VAR-RUOW. Nu het voor X niet uitmaakt in haar relatie tot de onderwijsinstelling of zij over een VAR-RUOW in plaats van een VAR-Loon beschikt, vernietigt de rechtbank de beschikkingen niet. De beroepen zijn ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.156

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 15 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen