Rechtbank Oost-Brabant ziet geen reden voor heropening van de zaak om de heffingsambtenaar in de gelegenheid te stellen om alsnog te reageren op de stelling van X ter zitting dat ten onrechte twee door de gemeente gebruikte vergelijkingsobjecten als leegstaand zijn aangemerkt. 

Belanghebbende, X, is eigenaar van een bedrijfsobject in de gemeente Eindhoven. In geschil is de WOZ-waarde 2012.

Rechtbank Oost-Brabant ziet geen reden voor heropening van de zaak om de heffingsambtenaar in de gelegenheid te stellen om alsnog te reageren op de stelling van X ter zitting dat ten onrechte twee door de gemeente gebruikte vergelijkingsobjecten als leegstaand zijn aangemerkt. De rechtbank overweegt dat het om objecten gaat die de gemeente zelf heeft ingebracht. Daarbij komt nog dat de gemeente het taxatierapport, dat al in februari 2014 gereed was, pas 10 dagen voor zitting op 21 augustus 2014 naar de rechtbank heeft gezonden. Om die reden kan X niet worden verweten dat hij pas op de zitting heeft gereageerd op dit rapport. De rechtbank acht met X aannemelijk dat de twee referentieobjecten inderdaad niet leeg stonden toen ze werden verkocht. Dit maakt de transactiecijfers ervan minder geschikt om de kapitalisatiefactor van het bedrijfsobject van X te onderbouwen (HR 25 april 2014, nr. 13/04068, V-N 2014/22.19). Nu X ook de door hem bepleite WOZ-waarde niet aannemelijk heeft gemaakt, besluit de rechtbank de WOZ-waarde in goede justitie te bepalen op € 600.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17-2

Algemene wet bestuursrecht 8:68

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 15 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen