X draagt over de maand maart 2014 een bedrag van € 41.302 af aan pseudo-eindheffing hoog loon. X is het niet eens met de verlenging van deze crisisheffing met een jaar.
Hof Amsterdam oordeelt dat de verlenging van de crisisheffing met één jaar niet in strijd is met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Het hof is het eens met X dat in de wetsgeschiedenis bij art. 32bd Wet LB 1964 de verwachting is gewekt dat de crisisheffing eenmalig zou zijn. Daar staat tegenover dat de wetgever met het verbeteren van de budgettaire situatie beschikt over een legitiem doel in het algemeen belang voor verlenging van de crisisheffing. Het hof oordeelt dat de keuze van de wetgever om de crisisheffing te verlengen niet is ontbloot van elke redelijke basis en dat hij valt binnen de beoordelingsvrijheid van de wetgever. Bij dit oordeel neemt het hof in aanmerking dat de eenmalige verlenging van de crisisheffing onderdeel uitmaakte van een totaalpakket aan saldoverbeterende maatregelen. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Zie ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32bd