X bv importeert schade-auto’s. In verband met een geschil over de handelswaarde van enkele auto’s, legt de inspecteur een BPM-naheffingsaanslag op aan X bv. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de naheffingsaanslag niet te hoog is, maar dat X bv wel recht heeft op een immateriële schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad kent een immateriële schadevergoeding van € 2500 toe aan X bv, waaronder een aanvullende immateriële schadevergoeding van € 1000. Verder stelt de Hoge Raad vast dat de wettelijke rente over het bedrag van € 1500 begint te lopen vier weken na de datum waarop het hof zijn uitspraak heeft gedaan, als het bedrag niet tijdig is vergoed. Dit geldt ook voor het betaalde griffierecht. Voor de aanvullende immateriële schadevergoeding begint de wettelijke rente te lopen vier weken na de datum waarop dit arrest is uitgesproken
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73