Het Hof van Justitie EU oordeelt dat een beperking van het vrij verrichten van de door tussenpersonen van beroep aangeboden diensten, door invoering van de TOB, niet in strijd met het EU-recht is.

België kent een taks op de beursverrichtingen (TOB). Deze TOB wordt geheven over transacties die in België worden aangegaan of uitgevoerd en die betrekking hebben op Belgische of vreemde openbare fondsen, voor zover de transactie wordt uitgevoerd met behulp van een tussenpersoon die handelt in de uitoefening van een beroep. De tussenpersoon van beroep is dan de schuldenaar van de TOB. Wanneer echter gebruik wordt gemaakt van een niet-ingezeten tussenpersoon van beroep, is de ordergever schuldenaar van de TOB. Volgens Anton van Zantbeek VOF is er sprake van inbreuk op de vrijheid van dienstverrichting. De Belgische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat een beperking van het vrij verrichten van de door tussenpersonen van beroep aangeboden diensten, door invoering van de TOB, niet in strijd met het EU-recht is. Voor zover er echter sprake is van een beperking moeten er wel faciliteiten bestaan die betrekking hebben op zowel de met TOB samenhangende aangifteverplichtingen als de betaling van deze belasting. Deze faciliteiten moeten er verder voor zorgen dat de beperking wordt gereduceerd tot hetgeen noodzakelijk is om de met die regeling nagestreefde wettige doelstellingen te bereiken.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 3 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen