Belanghebbende, X, en haar echtgenoot, Y, zijn op huwelijkse voorwaarden gehuwd en wonen in België. De echtelijke woning is gezamenlijk in eigendom bij X (70%) en haar echtgenoot (30%). In 2015 geniet X loon uit dienstbetrekking, dat in Nederland is belast. X is aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Het inkomen van Y is in 2015 nagenoeg geheel opgekomen in Nederland en is deels belast in Nederland en deels in België. X en Y zijn geen fiscaal partner van elkaar. In geschil is de aftrek van de hypotheekrente. X is van mening dat zij de volledige hypotheekrente in aftrek kan brengen. De inspecteur is van mening dat X slechts de helft van de hypotheekrente kan aftrekken. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X 67,6% van de hypotheekrente in aftrek kan brengen, omdat het aandeel van X in het gezinsinkomen 67,6% is.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X de rente volledig in aftrek kan brengen. Het hof wijst daarbij op de wettekst en de wetsgeschiedenis van art. 3.121 Wet IB 2001. Het hof acht hierbij van belang dat X voor 70% juridisch eigenaar is van de woning, dat de juridische schuld (€ 363.000) ter verwerving van de woning bij de bv van X uitsluitend is aangegaan door haar en dat de koopsom van de woning € 561.000 bedraagt. Het hof overweegt verder dat het aandeel van X in de verwervingsprijs van de woning op basis van een eigendomsrecht van 70% € 392.957 zou zijn. Uiteindelijk merkt het hof nog op dat indien zijn interpretatie van art. 3.121 niet juist is, deze onduidelijkheid in de wettekst niet voor rekening van X mag komen. Het hof vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Wet inkomstenbelasting 2001 3.121
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 12 juli