X is geïdentificeerd als houder van rekeningen bij Van Lanschot Luxemburg. Na de eerste vragenbrief, 7 maart 2007, heeft X alle informatie over de rekening verstrekt. Na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst is op 31 augustus 2007 één navorderingsaanslag vermogensbelasting 1999 opgelegd in plaats van diverse belastingaanslagen met heffingsrente en boete (beschikkingen) over de periode 1995 tot en met 2005. X komt in beroep tegen de navorderingsaanslag. Rechtbank Breda overweegt dat er geen sprake is van enig wilsgebrek bij het tot stand komen van de vaststellingsovereenkomst. Deze is ook niet in strijd met dwingend recht of in strijd met de goede zeden of de openbare orde. Het niet afzonderlijk vermelden van de heffingsrente en de vergrijpboete op het aanslagbiljet heeft geen rechtsgevolg. Uit de vaststellingsovereenkomst volgt namelijk dat de vorm waarin de verschillende bedragen geheven worden geen geschilpunt kan zijn in bezwaar en/of beroep. Het beroep tegen de navorderingsaanslag is ongegrond. De rechtbank overweegt vervolgens dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van acht maanden voor behandeling van het bezwaar en beroep. Die overschrijding wordt aan de inspecteur toegerekend. Dit leidt tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding aan X van € 1000.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16