Aan de heer X zijn diverse IB-aanslagen opgelegd. Zijn bezwaren zijn in eerste instantie ongegrond verklaard. Op 31 december 2013 ontvangt de inspecteur nogmaals bezwaren tegen de aanslagen. In geschil is of deze terecht door hem niet-ontvankelijk zijn verklaard. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat de brief die door de inspecteur is opgevat als tweede bezwaarschriften juist herzieningsverzoeken waren (art. 8:119 lid 1 Awb).
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het indienen van een herzieningsverzoek alleen kan als er een onherroepelijke uitspraak van de bestuursrechter is. Aangezien de inspecteur geen bestuursrechter is, kan zo'n verzoek dus ook niet aan hem worden gedaan. Conform het standpunt van de rechtbank heeft de inspecteur de brief terecht opgevat als beroepen tegen de reeds gedane uitspraken op bezwaar (2006 en 2007) respectievelijk als (te laat ingediende) bezwaren (2008, 2009 en 2010). Met het oog echter op het in 2010 ingevoerde art. 9.6 Wet IB 2001 had de inspecteur de brief voor wat betreft de aanslag over 2010 ook moeten opvatten als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur moet hier dus alsnog bij uitspraak op bezwaar op beslissen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:119
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 25 januari