Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het bedrag aan uit te betalen heffingskorting niet meer kan zijn dan € 677. Het hof wijst daarbij op de werking van de art. 8.8 en 8.9 Wet IB 2001.

Belanghebbende, X, geeft in haar IB-aangifte 2011 een ROW van € 422 aan, en verzoekt om uitbetaling van de heffingskortingen. Y, de echtgenoot van X, geeft in zijn aangifte een inkomen van € 19.872 aan. De inspecteur legt vervolgens een VA IB 2011 op aan X met een uit te keren bedrag van € 1880. Bij de definitieve aanslag van Y wordt een verlies van € 7400 verrekend, waardoor Y slechts € 677 IB is verschuldigd. Naar aanleiding hiervan legt de inspecteur een definitieve IB-aanslag op aan X, waardoor X € 677 aan heffingskortingen geniet. X moet in totaal € 1194 terugbetalen. X is het hier niet mee eens.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het bedrag aan uit te betalen heffingskorting niet meer kan zijn dan € 677. Het hof wijst daarbij op de werking van de art. 8.8 en 8.9 Wet IB 2001. Het hof overweegt daarbij dat bij het opleggen van een VA slechts rekening wordt gehouden met de door de belastingplichtige opgegeven gegevens, en dat op dat moment nog geen koppeling plaatsvindt met de gegevens van de partner. Dit is, gezien het globale karakter van de VA-oplegging, ook niet vereist. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.8

Wet inkomstenbelasting 2001 8.9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 25 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen