Belanghebbende, X bv, verstrekt in 1997 een lening van € 900.000 aan A bv voor een nieuw te bouwen hotel. Hierbij worden geen zekerheden gesteld. De aandelen in X bv zijn in handen van Y, de vader van Q. Q houdt (indirect) de aandelen in A bv. Tevens heeft de Rabobank een lening verstrekt, van ruim € 1,5 mln. In 2013 wordt het hotel, gedwongen door de bank, verkocht voor € 1.575.000. Met deze opbrengst wordt de lening aan de Rabobank afgelost. X bv waardeert de vordering op A bv af met € 408.401. De inspecteur accepteert de afwaardering niet. Volgens de inspecteur is er namelijk sprake van een onzakelijke lening.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat geen onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest om de lening te verstrekken. De rechtbank hecht daarbij belang aan het debiteurenrisico dat X liep. Verder overweegt de rechtbank dat de lening is achtergesteld bij de leningen van de Rabobank, dat geen zekerheden zijn gesteld, dat de lening in principe aflossingsvrij is en dat eventuele aflossing alleen kan geschieden indien eerst is voldaan aan de door de bank gestelde voorwaarden. Ook is van belang dat er van meet af aan geen verhaalsmogelijkheden voor X bv zijn, aangezien het hotel voorwerp is van zekerheidstelling aan de bank. De rechtbank is het dan ook eens met de inspecteur dat er sprake is van een onzakelijke lening. Gezien de familiale band tussen vader Y en zoon Q, heeft X bv de lening verstrekt om het belang van haar aandeelhouder te dienen. Het gelijk is an de inspecteur.
Lees ook de thema's De onzakelijke lening en Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 25 januari