Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur een te hoge waarde heeft gehanteerd voor de aandelen E nv. Het door hem vastgestelde forfaitaire reguliere ab-voordeel is dan ook te hoog. De rechtbank acht de door de inspecteur gebruikte multiplier onvoldoende onderbouwd.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in E nv, dat haar zetel heeft in land Y. E nv houdt aandelen in F nv en G. F nv en G bieden online kansspelen aan. In 2012 emigreert X naar land Q. In zijn IB-aangifte 2012 geeft X een bedrag van € 421.000 aan als regulier ab-voordeel. De inspecteur berekent echter het forfaitaire reguliere voordeel ex art. 4.13 Wet IB 2001 op € 1,5 mln. Hij baseert zijn berekeningen onder andere op de verkoopprijzen van de aandelen F nv en G in 2014. X is het niet eens met de door de inspecteur becijferde waarde van de aandelen E nv.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur een te hoge waarde heeft gehanteerd voor de aandelen E nv. Het door hem vastgestelde forfaitaire reguliere ab-voordeel is dan ook te hoog. De rechtbank acht de door de inspecteur gebruikte multiplier onvoldoende onderbouwd. De door de inspecteur gehanteerde multiplier van 6,6 is volgens de rechtbank een multiplier die in maart 2014 als maximaal werd aangenomen bij de meest gunstige toekomstige marktregulering. Om voor 1 januari 2012 van deze multiplier uit te gaan, acht de rechtbank niet redelijk. De rechtbank stelt de multiplier vervolgens in goede justitie vast op 4,5 en het forfaitaire reguliere ab-voordeel op € 1,2 mln.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 20 januari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen