X bv past een betalingskorting toe op de facturen die zij van haar leveranciers ontvangt, als zij deze binnen een bepaalde periode betaalt. Bij een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat X bv de voorbelasting volledig in aftrek brengt, ook als op de factuur geen melding wordt gemaakt van de betalingskorting. Volgens de inspecteur is X bv, op grond van art. 29 lid 2 Wet OB 1968, de teveel in aftrek genomen voorbelasting verschuldigd, omdat er sprake is van gedeeltelijke betaling. De inspecteur legt daarom een btw-naheffingsaanslag op aan X bv.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv aannemelijk maakt dat zij met haar leveranciers een korting voor contante betaling, als bedoeld in art. 29 lid 3 Wet OB juncto art. 3 Uitv. besl. OB, is overeengekomen. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van overeenstemming tussen partijen ten aanzien van de betalingskorting, aangezien de leveranciers uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend hebben ingestemd met het verzoek dan wel de handelwijze van X bv. Hierbij is volgens de rechtbank niet van belang dat X bv het initiatief heeft genomen voor een betalingskorting door haar leveranciers te benaderen. De rechtbank verwerpt vervolgens nog de stelling van de inspecteur, dat art. 29 lid 3 Wet OB juncto art. 3 Uitv. besl. OB slechts van toepassing is indien de korting voor contante betaling door de leverancier op de factuur vermeld is. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 29