Belanghebbende, X bv, exploiteert een palingkwekerij. In 2000 verkoopt B zijn aandelen in X bv aan A bv. B blijft aan als bedrijfsleider en bedingt dat hij om niet in een bedrijfswoning mag blijven wonen. In 2004 wordt met de bouw van een bedrijfswoning, op het terrein van de kwekerij, begonnen. X bv brengt de btw-voorbelasting ter zake van de bouw van de bedrijfswoning in aftrek. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat er in 2006, bij de ingebruikname van de woning, sprake is geweest van een integratielevering. Hij legt een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. X bv stelt dat de aanslag over het verkeerde tijdvak is opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de btw-naheffingsaanslag over het verkeerde tijdvak is opgelegd. Volgens de rechtbank heeft B de woning namelijk in 2005 in gebruik genomen. De rechtbank hecht daarbij waarde aan de verklaring van B dat hij eind oktober 2005 in de woning is gaan wonen. Verder blijkt ook uit de administratie van X bv dat de woning op 1 oktober 2005 in gebruik is genomen. Uit het controlerapport leidt de rechtbank verder nog af dat X bv tot en met eind september 2005 voorbelasting heeft teruggevraagd in verband met de bouw van de bedrijfswoning. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 april