X waardeert in zijn IB-aangifte 2013 een vordering op zijn bv af. De inspecteur accepteert de afwaardering niet, omdat er in zijn ogen sprake is van een bodemlozeputlening. X maakt bezwaar en verzoekt om gehoord te worden. Verder verzoekt hij om inzage in het dossier. De inspecteur doet op 12 september 2018 uitspraak op het bezwaar zonder X te horen of inzage in het dossier te verstrekken. X gaat in beroep.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur X had moeten horen. De rechtbank acht daarbij niet van belang dat de inspecteur in zijn brief van 27 augustus 2018 X tot 10 september 2018 de tijd heeft gegeven om te reageren op het voornemen om het bezwaar ongegrond te verklaren. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van een gebrek bij de totstandkoming van de bestreden uitspraak op bezwaar, omdat X in zijn bezwaarschrift heeft vermeld dat hij gehoord wil worden en dat hij inzage wil krijgen in zijn dossier. Verder stelt de rechtbank nog vast dat de inspecteur de relevante feiten niet heeft vastgesteld, zodat er ook geen reden is om het gebrek te passeren met toepassing van art. 6:22 Awb. De rechtbank draagt de inspecteur op om opnieuw uitspraak te doen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25
Algemene wet bestuursrecht 7:2