Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente Hellendoorn aannemelijk heeft gemaakt dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging was voor de beperking van het heffingsgebied voor de reclamebelasting in de jaren 2015 en 2016.

Belanghebbende, X, is het niet eens met een aanslag reclamebelasting van de gemeente Hellendoorn.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente Hellendoorn aannemelijk heeft gemaakt dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging was voor de beperking van het heffingsgebied voor de reclamebelasting in de jaren 2015 en 2016. Dat de gemeente het gebied in de jaren 2016 en 2017 op een andere wijze heeft afgebakend, betekent niet meteen dat de afbakening in 2015 onredelijk was. Bij het beperken van het heffingsgebied zal in veel gevallen discussie mogelijk zijn over de vraag waar precies de grenzen getrokken moeten worden. De enkele omstandigheid dat een andere afbakening van het gebied denkbaar was geweest en dat daarvoor objectieve redenen kunnen worden aangevoerd, brengt niet mee dat de gekozen beperking onredelijk zou zijn. De keuzes die de gemeente op dit punt heeft gemaakt, berusten op een redelijke grondslag. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond. Omdat de heffingsambtenaar pas laat in de procedure inzicht heeft gegeven in de verantwoording van de opbrengsten van de reclamebelasting, veroordeelt het hof hem wel in de proceskosten van X voor het beroep en hoger beroep.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 227

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 9 april

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen