Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet aantoont dat er sprake is van een zakelijke lening, zodat afwaardering van de lening ten laste van de winst niet mogelijk is. Uit de jaarcijfers blijkt dat Q verlies leed, grotendeels met vreemd vermogen was gefinancierd en beschikte over een negatief eigen vermogen.
De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van A. X bv vormt samen met haar dochtermaatschappij Y bv een fiscale eenheid. A houdt ook aandelen in een Belgische vennootschap, Q. Q houdt zich bezig met de verhuur en exploitatie van en de handel in onroerend goed. De f.e. verstrekt leningen aan Q. Eind 2012 bedraagt de vordering van de f.e. op Q € 1 mln. Q verkeert vanaf begin 2013 in staat van faillissement. X bv wil de vordering op Q afwaarderen ten laste van haar winst. De inspecteur is echter van mening dat de lening onzakelijk is, en dat afwaardering dan niet mogelijk is.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet aantoont dat er sprake is van een zakelijke lening, zodat afwaardering van de lening ten laste van de winst niet mogelijk is. De rechtbank acht daarbij van belang dat uit de cijfers over de jaren 2008 - 2010 blijkt dat Q verlies leed, grotendeels met vreemd vermogen was gefinancierd en beschikte over een negatief eigen vermogen. Verder merkt de rechtbank op dat hetgeen X bv naar voren brengt geen inzicht geeft in het debiteurenrisico dat X bv heeft aanvaard door de leningen aan Q te verstrekken. Dit geldt ook voor de verwijzing naar de ongunstige onroerendgoedmarkt. De rechtbank overweegt verder nog dat X bv geen leningsovereenkomst of andere documentatie heeft overgelegd waaruit de leningsvoorwaarden blijken , terwijl de inspecteur daar wel om heeft verzocht.
Lees ook het thema Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 9 april