Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur na het aan het licht komen van nieuwe feiten na de eerste hoorzitting terecht heeft gewacht met het doen van uitspraak op bezwaar. De ingebrekestelling van X is prematuur, het beroep wegens niet tijdig beslissen ongegrond.

Belanghebbende, X, laat zijn gemachtigde bezwaar maken tegen een ambtshalve opgelegde aanslag IB/PVV 2006. Nadat op 14 augustus 2012 een hoorzitting heeft plaatsgevonden, stelt de gemachtigde de Belastingdienst in gebreke wegens het niet doen van uitspraak op bezwaar.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur na het aan het licht komen van nieuwe feiten na de eerste hoorzitting terecht heeft gewacht met het doen van uitspraak op bezwaar. Na de eerste hoorzitting is de inspecteur tot de ontdekking gekomen dat X in België een onroerende zaak heeft aangekocht en verbouwd. Niet uitgesloten kan worden dat deze informatie relevant is voor de uitspraak op bezwaar. De rechtbank stemt daarom in met de beslissing van de inspecteur om X op grond van art. 7:9 Awb eerst in de gelegenheid te stellen te worden gehoord over de nieuwe informatie. Dit te meer omdat de gemachtigde van X op enig moment heeft verzocht om een nader hoorgesprek. Conclusie is dat de ingebrekestelling van X prematuur is. Het beroep van X wegens niet tijdig beslissen op bezwaar is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:9

Algemene wet bestuursrecht 7:10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen