Belanghebbende, X, is eigenaar van een perceel grond met een oppervlakte van 597 m². Op 1 januari 2005 is de bestemming van de grond "groenvoorziening". Op 15 april 2004 ligt het ontwerp bestemmingsplan voor inspraak ter inzage en is het gepubliceerd. Dit ontwerp voorziet voor het perceel in een wijziging van de bestemming van "groenvoorziening" naar "woonbestemming". Op 14 oktober 2004 wordt het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd. Een groep van 28 personen en bedrijven, waaronder X, dient zijn zienswijze tegen het ontwerpplan in. De gemeenteraad reageert op de zienswijzen per brief van 22 februari 2005. Op 26 april 2005 stelt de raad het gewijzigde bestemmingsplan vast. Tegen dit plan worden geen bezwaren ingediend bij Gedeputeerde Staten. Op 2 april 2005 verkoopt X de grond als bouwgrond voor € 210.000. Op 6 december 2005 keurt de provincie het bestemmingsplan goed, waarna het plan op 3 februari 2006 in werking treedt. In geschil is de WOZ-waarde 2005 (waardepeildatum 1 januari 2003). Rechtbank Dordrecht verlaagt in beroep de waarde van € 194.000 naar € 97.000.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat bij het bepalen van de WOZ-waarde 2005 rekening moet worden gehouden met het op 1 januari 2005 bestaande risico dat het perceel geen woonbestemming zou krijgen. Nu de zienswijzen-procedure en de bezwaarprocedure voor het bestemmingsplan op de toestandsdatum nog niet waren doorlopen ligt het voor de hand dat een potentiële koper het risico dat de grond geen woonbestemming krijgt, zal willen verdisconteren in de koopprijs. Het waardedrukkend effect schat het hof met de rechtbank op 50% van de waarde van het perceel als bouwgrond zonder beperkingen. Het hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Gravenhage