Advocaat-generaal Niessen concludeert dat de inspecteur terecht de door X voorgestane lijfrentepremieaftrek heeft geweigerd. X is de lijfrentepremie in wezen schuldig gebleven.
X is vennoot van een CV. Op 15 februari 2012 richt X een bv op, waarin hij zijn onderneming inbrengt. X brengt zijn aandeel in de bedrijfspanden niet in. Hij bedingt voor de stakingswinst en de oudedagsreserve een lijfrente van € 293.246 en gaat daarvoor een lening aan bij de bank. In juni 2012 stort X de lijfrentepremie op de bankrekening van de bv. Direct daarna verstrekt de bv aan X leningen tot hetzelfde bedrag. Hiermee lost X de lening aan de bank weer af (kasrondje). De inspecteur is van mening dat X geen recht heeft op aftrek van de lijfrentepremie. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat met het kasrondje niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor aftrek van de lijfrentepremie. X kan de premie dan ook niet in aftrek brengen. Volgens de A-G volgt uit de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis dat de premie daadwerkelijk moet worden voldaan om voor aftrek in aanmerking te komen. Een schuldig gebleven premie is dan niet voldoende voor het recht op aftrek. Van belang is dat het resultaat van de overboekingen is dat de premie het vermogen van X niet daadwerkelijk heeft verlaten. Ook is er geen sprake van economische dubbele heffing. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X ongegrond te verklaren.
Lees ook het thema Stakingswinst
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.130
Wet inkomstenbelasting 2001 3.129
Wet inkomstenbelasting 2001 3.128
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 17 november