Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat X kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht maakt en waarschuwt X dat hij bij een volgend jaar in de kosten van de heffingsambtenaar kan worden veroordeeld.

X is eigenaar van een woning. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor belastingjaar 2019 vast. X komt in beroep.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de waarde juist is vastgesteld. X heeft vanaf 1 januari 2005 ieder jaar rechtsmiddelen aangewend tegen de WOZ-beschikking. In alle procedures is zonder uitzondering geoordeeld dat de overeenkomst uit 2002 waar X zich op beroept, geen betekenis heeft voor de jaren na 2005. Voorkomen moet worden dat er procedures worden gevoerd waarvan objectief gezien kan worden gezegd dat die geen redelijk doel (meer) dienen. Uit de talrijke verwerpingen van zijn standpunt over de overeenkomst, moet het X duidelijk zijn geworden dat dit punt geen hout snijdt. De rechtbank gaat nog niet over tot veroordeling van X in de kosten van de heffingsambtenaar, maar geeft aan dat X zich als een gewaarschuwd mens moet beschouwen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 5 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen