Rechtbank Den Haag oordeelt dat de heer X na de aangifte niet meer kan terugkomen op de door hem gehanteerde berekeningswijze, ondanks dat zich hier niet het probleem voordoet dat de auto buiten het zicht is van de inspecteur.

De heer X doet eind 2011 BPM-aangifte inzake de registratie van een gebruikte personenauto. Volgens de aangifte is € 4.539 verschuldigd. Deze is berekend met behulp van de forfaitaire afschrijvingstabel (art. 10 lid 6 Wet BPM 1992 en art. 8 lid 6 Uitv. reg. BPM 1992). In bezwaar wil X de BPM alsnog berekenen aan de hand van een op basis van een koerslijst vastgestelde inkoopwaarde (art. 10 lid 2 Wet BPM 1992). De verschuldigde BPM zou dan uitkomen op € 3.559.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X na de aangifte niet meer kan terugkomen op de door hem gehanteerde berekeningswijze, ondanks dat zich hier niet het probleem voordoet dat de auto buiten het zicht is van de inspecteur. De verschuldigde BPM moet echter worden berekend met toepassing van de tabel zoals die luidt met ingang van 1 juli 2012, zoals die is gewijzigd na HR 2 maart 2012, nr. 11/00785, V-N 2012/14.19. Deze tabel is namelijk wel in overeenstemming met het recht. Conform de eensluidende berekening van partijen heeft X alsnog recht heeft op teruggaaf van € 18. Het beroep van X is in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 16 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen