De heer X is houder van een personenauto, merk Range Rover. Op 25 juli 2010 wordt de auto staande gehouden door de politie. De auto trekt op dat moment een aanhangwagen met boot. X is tevens houder van de aanhangwagen. X verklaart ook eigenaar te zijn van de boot en vanuit Cannes op weg naar huis te zijn. X heeft op dat moment een volledige ontzegging van de rijbevoegdheid en zit als bijrijder in de auto. Van de Range Rover is alleen een verlopen exportkenteken bekend. Het kenteken dat op de auto zit, staat op naam van X en is afgegeven voor een Mercedes, type 112 CDI. Later op de dag wordt de desbetreffende auto op het terrein van X aangetroffen, maar nu voorzien van een duitse kentekenplaat. In geschil zijn de BPM-naheffingsaanslag van € 7.198 en de vergrijpboete van 100%. Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de auto bij de eerste controle namens X werd bestuurd en dat X dus op dat moment de feitelijke beschikkingsmacht had over de auto. Door de auto bewust te voorzien van duplicaat-kentekenplaten van een andere aan hem toebehorende auto is met listigheid en valsheid geprobeerd te bereiken dat geen BPM zou worden betaald. De boete van 100% is daarom passend en geboden. Bovendien is sprake van recidive, aangezien X met dezelfde duplicaat kentekenplaten is aangetroffen in een andere niet geregistreerde auto (zie 11/00836). Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 16 mei