Eiseres, X bv, behoort samen met B bv tot een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting waarvan X bv de moedermaatschappij is. Per brief deelt de ontvanger aan X bv mee dat hij een aan haar verleende teruggaaf vennootschapsbelasting heeft verrekend met een aan B bv opgelegde aanslag kansspelbelasting en de ter zake van die aanslag in rekening te brengen invorderingsrente. De brief bevat een rechtsmiddelverwijzing en X bv heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking invorderingsrente. De ontvanger handhaaft de beschikking. X bv komt in beroep. In geschil is of de beschikking aan de juiste (rechts)persoon is gegeven, oftewel of de invorderingsrente aan de juiste (rechts)persoon in rekening is gebracht. X bv stelt dat de beschikking invorderingsrente aan haar is afgegeven terwijl deze had moeten worden afgegeven aan B bv. De beschikking dient daarom te worden vernietigd. Rechtbank Den Haag overweegt dat sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking en dat de invorderingsrente feitelijk ten laste komt van B bv. Daarmee is de invorderingsrente overeenkomstig de wettelijke voorwaarden, rechtsgeldig aan B bv in rekening is gebracht. De onjuiste adressering aan X bv levert op zich geen grond op voor vernietiging van de beschikking. De ontvanger had het bezwaar daarom niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk moeten verklaren omdat het niet is ingediend door de belanghebbende tot wie de beschikking zich richt. Omdat het beroep alleen daarom gegrond wordt verklaard wijst de rechtbank het verzoek om integrale vergoeding van proceskosten en schadevergoeding af.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 16 mei