Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv het bedrag van € 486.755 niet in aftrek kan brengen op haar winst. De kwijtschelding van dit bedrag betreft namelijk de aanpassing van de prijs in de zin van art. 13 lid 6 tweede volzin Wet VPB 1969.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv het bedrag van € 486.755 niet in aftrek kan brengen op haar winst. De rechtbank overweegt hierbij dat de vordering van X bv op E bv voortvloeit uit de koopovereenkomst, en daarom moet worden gezien als tegenprestatie bij de vervreemding van de deelneming. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2018, nr. 17/03220 (V-N 2018/35.12), stelt de rechtbank vervolgens vast dat de vordering moet worden aangemerkt als onderdeel van de prijs in de zin van art. 13 lid 6 Wet VPB 1969. De kwijtschelding van het bedrag van € 486.755 betreft dan de aanpassing van de prijs in de zin van art. 13 lid 6 tweede volzin Wet VPB 1969. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Deelnemingsvrijstelling: Onbelaste inkomsten uit dochtervennootschappen
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 14 december