Rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente leges mag heffen. Ook als zij de omgevingsvergunning weigert.

X vervangt tussen april 2018 en april 2019 zijn oude schuur voor een nieuwe schuur. Vervolgens dient hij in november 2019 een aanvraag omgevingsvergunning in. Omdat de aanvraag onvolledig is, neemt de gemeente deze niet in behandeling. In 2020 dient X een nieuwe aanvraag in. In de aanvraag geeft X aan dat de bouwkosten € 20.000 zijn. De gemeente neemt de aanvraag in behandeling en constateert dat het bouwen van de nieuwe schuur in strijd is met het vigerende bestemmingsplan. De gemeente weigert uiteindelijk de vergunning en brengt alsnog leges in rekening van € 1.268,80. X vindt dat de bouwkosten nihil zijn, omdat de vergunning is geweigerd en zegt dat de gemeente het legestarief voor een vergunning eerste fase moet hanteren.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente terecht leges in rekening brengt. Immers de aanvraag is door de gemeente in behandeling genomen. De uitkomst van de aanvraag is voor de legesheffing niet relevant. Ook merkt de gemeente de aanvraag als een volledige legesaanvraag in. Van een aanvraag eerste fase is geen sprake omdat X de schuur al heeft neergezet. Voor de hoogte van de bouwkosten gaat de gemeente terecht uit van de in de aanvraag vermelde bouwkosten van € 20.000. Niet gezegd kan worden dat de bouwkosten € 0 zijn omdat de gemeente de vergunning weigert. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 27 oktober

51

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen