Belanghebbende, de heer Y, handelt in materialen voor de hennepkweek. In 2013 is Y een siersmederij gestart door de inventaris van een failliete smederij over te nemen. De eigenaar hiervan was de heer X. Eind 2013 wordt Y verdacht van de handel in hennep en hennepstekken. Uit de tapverslagen van het strafrechtelijke onderzoek blijkt dat de heer Z in dat kader hand- en spandiensten verricht. Bij een bedrijfsbezoek aan de smederij in 2014 worden Y en X aangetroffen. De inspecteur stelt dat Z en X in dienstbetrekking tot Y staan. In geschil is de LB-naheffingsaanslag van € 60.727, alsmede de vergrijpboete van € 24.290.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat uit de afgeluisterde telefoongesprekken en de verhoren is af te leiden dat Z in dienstbetrekking tot Y heeft gestaan. Zo bestond er een vertrouwensrelatie tussen hen. Dit blijkt uit het feit dat Z de enige was die toegang tot het hek en de garage waar hennepstekken lagen opgeslagen. Z ontving daarnaast een vergoeding voor zijn werkzaamheden en hij kreeg aanwijzingen van Y. Met betrekking tot X maakt de inspecteur een gezagsverhouding niet aannemelijk. Weliswaar is tijdens het bedrijfsbezoek wel met X gesproken, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat hij als werknemer onder het gezag van Y als werkgever werkzaamheden voor hem verrichtte. De naheffing wordt daarom verlaagd tot € 50.116. Aangezien Y had moeten weten dat sprake was van een dienstbetrekking met Z en hij over zijn loon loonheffingen ha moeten afdragen, maakt de inspecteur grove schuld aannemelijk. De boete wordt verlaagd tot € 12.529. Het beroep van Y is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 1
Wet op de loonbelasting 1964 2
Wet op de loonbelasting 1964 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 december