Rechtbank Noord-Holland matigt de vergrijpboetes voor de jaren 2019 en 2020 van 50% naar 25% vanwege de persoonlijke omstandigheden van X en het geven van openheid van zaken.
X brengt in zijn aangiften IB/PVV 2019 en 2020 alimentatiebetalingen in aftrek, terwijl hij weet dat hij geen alimentatie meer betaalt. X voert aan dat hij in een moeilijke periode verkeerde, zowel financieel als persoonlijk, en dat hij de aflossing van een gezamenlijke lening met zijn ex-echtgenote geheel voor zijn rekening heeft genomen. X geeft volledige openheid van zaken en toont berouw voor het ten onrechte opvoeren van alimentatiebetalingen in de aangiften. In geschil is of de vergrijpboetes behorend bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2019 en 2020 terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet, maar dat de boetes in de gegeven omstandigheden te hoog zijn. De rechtbank matigt de boetes naar 25% van de navorderingsbedragen, wat leidt tot een boete over 2019 van € 562 en een boete voor 2020 van € 1.125. De beroepen zijn gegrond en de uitspraken op bezwaar worden vernietigd voor wat betreft de boetebeschikkingen.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 28 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag