Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat inmiddels uitspraak op bezwaar is gedaan, zodat het beroep voor zover het ziet op het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. X krijgt wel de maximale dwangsom wegens het niet tijdig beslissen.

X is eigenaar van twee woningen, waarvan er in 2018 één leeg is en te koop staat. De WOZ-waarde van de leegstaande woning is met € 20.000 verlaagd. X maakt bezwaar tegen zijn IB-aanslag over 2018. In geschil is primair of X recht heeft op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen hierop.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur inmiddels uitspraak op bezwaar heeft gedaan, zodat het beroep voor zover het ziet op het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Het eigenwoningforfait heeft slechts betrekking op de woning waar X in woont. De verlaging van de WOZ-waarde van de leegstaande woning heeft daar geen invloed op. X maakt niet aannemelijk dat de box 3-heffing te hoog is. Weliswaar heeft X met zijn beleggingsrekening een negatief resultaat behaald, maar hij heeft meerdere bezittingen en daarover zijn geen gegevens verstrekt. De inspecteur heeft te laat uitspraak op bezwaar gedaan, zodat X recht heeft op de maximale dwangsom van € 1442, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 december 2021. X heeft vóór 14 juni 2024 (zie HR 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, V-N 2024/29.19) verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn, zodat hij recht heeft op € 1500.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 29 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

402

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen