Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de objectafbakening in verband met de brandgang onjuist is. De brandgang kwalificeert als een afzonderlijke onroerende zaak. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X maakt bezwaar tegen de WOZ-waarde van zijn onroerende zaak: een in 1933 gebouwde hoekwoning met souterrain en dakkapel. Op een deel van het perceel rust een recht van overpad, dat betrekking heeft op de naast en achter de woning gelegen brandgang. De brandgang is afgescheiden van de woning en de tuin door middel van een laag hekje in de voortuin, de zijmuur van de woning en een schutting in de achtertuin. In geschil is of de objectafbakening juist is. Volgens X moet de brandgang buiten de objectafbakening worden gehouden.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2021/1851) oordeelt dat de objectafbakening in verband met de brandgang onjuist is. De brandgang kwalificeert als een afzonderlijke onroerende zaak. Het hof overweegt daarbij dat de woning, de tuin en de brandgang weliswaar zijn gelegen op één kadastraal perceel, waarvan X de eigenaar is, maar dat de brandgang niet alleen bij X in gebruik is, maar ook bij de bewoners van ongeveer acht nabij gelegen woningen. Uit de tot het dossier behorende foto’s blijkt dat de brandgang duidelijk van het resterende perceel is afgescheiden. Het gelijk is aan X. Het hof verlaagt de WOZ-waarde 2019 met € 46.000 en kent een proceskostenvergoeding toe van € 2136.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 16c